Wat Dieren Gelukkig Maakt

Verbeteringen in slachtmethoden voor grote landbouwdieren

Twee belangrijke ontwikkelingen hebben de slachtpraktijken van grotere landbouwdieren in Vlaanderen aanzienlijk verbeterd: de invoering van verplichte verdoving in slachthuizen en de implementatie van strengere regelgeving voor thuisslachtingen.

1. Verplichte verdoving in Vlaamse slachthuizen

Voor 2019 werden jaarlijks ongeveer 131.976 grotere landbouwdieren in Vlaanderen onverdoofd geslacht, voornamelijk om religieuze redenen. Dit veroorzaakte significante dierenwelzijnsproblemen. Sinds 1 januari 2019 is onverdoofd slachten echter verboden, wat heeft geleid tot de volgende verbeteringen:
– Alle dieren worden nu voor de slacht verdoofd, wat een humanere methode is.
– Voor runderen wordt een post-cut verdovingsmethode toegepast: direct na de keelsnede wordt een penschiettoestel gebruikt.
– Sinds 2020 is het ook verplicht om kalveren voor de slacht te verdoven, dankzij verbeterde verdovingsmethoden.

2. Nieuwe regelgeving voor thuisslachting in Vlaanderen

In 2023 vonden er ongeveer 5.563 thuisslachtingen van grotere landbouwdieren plaats in Vlaanderen, waaronder 4.722 schapen, 787 varkens en 54 geiten. Voorheen was er geen duidelijke wettelijke verplichting tot voorafgaande verdoving bij thuisslachtingen. Om het dierenwelzijn te verbeteren, zijn er nu strengere regels opgenomen in de Vlaamse Codex Dierenwelzijn. De nieuwe regelgeving staat alleen toe dat personen met bewezen bekwaamheid en de juiste verdovingsapparatuur slachtingen buiten officiële slachthuizen uitvoeren. Hiermee wordt beoogd het dierenleed tijdens het slachtproces aanzienlijk te verminderen.

137.539 dieren

Jaarlijks worden 131.976 dieren humaner behandeld door verplichte verdoving voor ze worden geslacht
41.216 koeien, ossen en stieren
40.726 kalveren
31.074 schapen en lammeren
23.191 geiten

__

Overgang van ongereguleerde thuisslacht naar gecontroleerde omgeving: Impact op 5.564 dieren
4.722 schapen
787 varkens
54 geiten

__

Afschaffing van onverdoofd slachten voor religieuze redenen
In het verleden werd jaarlijks een aanzienlijk aantal grote landbouwdieren, ongeveer 131.976, zonder verdoving geslacht in Vlaanderen.[1] Dit omvatte circa 41.216 runderen,[2] 40.726 kalveren,[3] 31.074 schapen en lammeren,[4] en 23.101 geiten.[5] Deze praktijk, voornamelijk om religieuze redenen, werd geassocieerd met ernstige dierenwelzijnsproblemen.[6]

Sinds 1 januari 2019 is verdoving voor het slachten verplicht, wat leidt tot een minder pijnlijk stervensproces.[7] De verdovingsmethoden verschillen per diersoort. Voor runderen wordt post-cut verdoving toegepast, waarbij direct na de keelsnede een penschiettoestel wordt gebruikt om het bewustzijnsverlies te versnellen.[8] Voor kalveren is vanaf 1 januari 2020 elektronarcose verplicht gesteld, een geavanceerde verdovingstechniek met een minder negatieve impact op kalveren.[9]

Verbeterde regelgeving voor thuisslachten
In 2023 weren Vlaanderen 5.563 grotere landbouwdieren thuis geslacht, waaronder 54 geiten, 4.722 schapen en 787 varkens.[10] Voorheen was thuisslachten toegestaan zonder duidelijke wettelijke verplichting tot verdoving of eisen aan bekwaamheid.[11] Om het dierenwelzijn te verbeteren, zijn nu strengere regels ingevoerd. Alleen personen met aantoonbare competentie en toegang tot verdovingsapparatuur mogen nog slachtingen buiten officiële slachthuizen uitvoeren.[12] Deze maatregelen beogen de pijn en stress van dieren tijdens het slachtproces aanzienlijk te verminderen.

1. Verbod op onverdoofd slachten: de weg ernaartoe

Inzichten uit Vlaamse slachthuizen
Het onverdoofd slachten van dieren heeft ernstige gevolgen voor hun welzijn. Het doorsnijden van de keel en de daaropvolgende bloeddrukdaling veroorzaken aanzienlijke pijn, leed, angst en paniek. [13] Runderen sterven meestal pas vijf tot zes minuten na de keelsnede, terwijl kalveren na ongeveer twee minuten het bewustzijn verliezen en tussen de drie en drieënhalf minuten sterven. Schapen vertonen stuiptrekkingen gedurende ongeveer tweeënhalf tot drie minuten na de keelsnede.[14]

Piet Vantemsche observeerde diverse dierenwelzijnsproblemen in Vlaamse slachthuizen toen onverdoofd slachten van grotere landbouwdieren nog was toegestaan. Zijn bevindingen worden hieronder uiteengezet[15][16]:

‘Bij runderen in een box met alleen kopfixatie is bijsnijden moeilijk omdat de dieren vlug door de poten gaan en in de box wat ineengezakt liggen met ook de wonde wat dichtgeduwd wat het uitbloeden en de bewusteloosheid vertraagt door ballooning die niet kan bijgesneden worden. Schapen gesneden in de restrainer zakken meestal ineen na het snijden waardoor bijsnoijden onmogelijk wordt en ook de wonde dichtgeduwd wordt met de vermelde negatieve gevolgen voor uitbloeding en bewustzijnsverlies. Eén schaap sprong uit de restrainer na het snijden.

Geen ideale situatie dus waardoor deze dieren langer bij bewustzijn blijven, met meer dierenleed en minder dierenwelzijn tot gevolg.

Dierenwelzijn is ook geen factor waar echt rekening mee gehouden wordt bij de release uit de fixatie box en het optakelen van de dieren. Bij kalveren wordt niet gecontroleerd op bewustzijnsverlies maar wel een vaste korte release-tijd ingesteld, los van individuele controle van de kalveren (om een hoog slachtritme te kunnen aanhouden).

Hoewel het niet altijd mogelijk was om zelf via testen vast te stellen of bewusteloosheid ingetreden was bij het loslaten uit de fixatie en de release was het duidelijk dat de meeste kalveren op dat moment (25 seconden na het snijden) nog niet bewusteloos waren, ook nog niet bij het daaropvolgende takelen.

Bij runderen werd vastgesteld dat de release gedaan werd op basis van een rudimentaire controle door een personeelslid. De runderen werden pas opgetakeld na intreden van de dood, waardoor het ritme beperkt blijft tot 10 à 15 dieren per uur. Bij schapen wordt geen rekening gehouden met of gewacht op bewustzijnsverlies om verdere handelingen (loslaten uit fixatie, takelen) te stellen.

Het is duidelijk dat bij het optakelen van kalveren en schapen de wetgeving niet gevolgd wordt (Artikel 15(3) a) en b) van Verordening 1099/2009).

Onder meer de volgende fixatiemethoden zijn verboden volgens de Verordening 1099/2009:

a) het ophangen of optakelen van dieren die bij bewustzijn zijn; en
b) het mechanisch vastklemmen of samenbinden van de poten of voeten van dieren.'[17]

Piet Vantemsche deed enkele belangrijke waarnemingen over onverdoofd slachten in Vlaanderen. Zijn bevindingen verdienen aandacht:

“Bij het slachten zonder enige vorm van bedwelming bij runderen kan heel wat verbeteren inzakeinfrastructuur (fixatieboxen) die de fixatie optimaliseren en vasthouden tot bewustzijnsverlies. Daardoor kan ook de vaak optredende ballooning eventueel bijgesneden worden om zo het uitbloeden en het bewustzijnsverlies te versnellen. De fixatieboxen bij kalveren zijn van een betere kwaliteit en beter geschikt voor een goede fixatie.

De tijd tot release (loslaten uit de fixatie en uit de box vallen) is bij totaal onbedwelmd slachten meestal te kort en dat om economische redenen (slachtsnelheid), zeker bij kalveren en schapen, met als gevolg dat er dieren gereleased worden terwijl ze nog bij bewustzijn zijn.

Er kan gesteld worden dat bewusteloosheid bij totaal onbedwelmd geslachte schapen en kalveren pas intreedt boven de verbloedingsbak terwijl dit al zou moeten gebeurd zijn vóór het loslaten van de fixatie. Bij totaal onbedwelmd geslachte runderen werd enkel vastgesteld dat een aantal dieren pas na het loslaten uit de fixatie op het rooster bewusteloos werden en er geen dieren opgetakeld werden die nog bij bewustzijn waren. Hoewel het niet uit te sluiten valt dat dit elders misschien wel gebeurt.

Een vast ingestelde tijd tot loslaten van de fixatie en release is dus vooral ingegeven door economische motieven (hogere lijnsnelheid) terwijl op die manier voorbij gegaan wordt aan de individuele eigenschappen van een dier die de tijd tot bewusteloosheid kunnen beïnvloeden (ouderdom, gewicht, ras, temperament, bevleesdheid,…). Hoogstens voor schapen en ook bij pluimvee (omwille van een zekere uniformiteit van de dieren) zou een vaste tijd tot release
werkbaar kunnen zijn. (…)

Tenslotte kan ook nagedacht worden over mogelijke voorwaarden waaraan slachthuizen zouden moeten voldoen om ritueel te mogen slachten en over een voorafgaande controle hierop door de bevoegde instanties.” [18]

Deze observaties uit Vlaamse slachthuizen tonen diverse dierenwelzijnsproblemen bij onverdoofd slachten. Inadequate fixatie van runderen en schapen leidde tot langdurig bewustzijn en meer lijden. Ook werden dieren vaak opgetakeld voordat ze het bewustzijn verloren, omdat de vrijlatings- en optakelprocessen hier onvoldoende rekening mee hielden.

Wettelijk antwoord

Om dierenwelzijn te bevorderen, implementeerde de Vlaamse wetgever op 7 juli 2017 een verbod op onverdoofd slachten. Hiertoe werd artikel 15§2 toegevoegd aan de Vlaamse versie van de Belgische Dierenwelzijnswet. Dit artikel bepaalt:

‘Als dieren worden geslacht volgens speciale methoden die vereist zijn voor religieuze riten, is de bedwelming omkeerbaar en is de de dood van het dier niet het gevolg zijn van de bedwelming.’

Het opnemen van de ‘omkeerbaarheids’-vereiste was essentieel om tegemoet te komen aan de vereisten van religieuze gemeenschappen. Deze groepen benadrukken namelijk het belang dat het dier sterft door de slachttechniek en niet door de verdovingsmethode. Voor religieuze slachtingen is het cruciaal dat de dood wordt veroorzaakt door verbloeding en niet door de verdoving zelf. Dit is gebaseerd op religieuze voorschriften die stellen dat het dier intact en levend moet zijn op het moment van de slacht. De wetgeving stuitte op weerstand en werd aangevochten bij zowel het Belgisch Grondwettelijk Hof als het Europese rechtssysteem. Uiteindelijk bleek deze omkeerbaarheidsvereiste cruciaal voor het eindoordeel dat een verbod op onverdoofd slachten in overeenstemming is met religieuze vrijheden.

De voorbereidende documenten van het decreet lichten de motivatie toe achter het verbod op onverdoofd slachten in Vlaanderen:

‘Vlaanderen draagt dierenwelzijn hoog in het vaandel. Er wordt dan ook naar gestreefd om elk vermijdbaar dierenleed in Vlaanderen te bannen. Het onbedwelmd slachten van dieren is onverenigbaar met dit principe. Hoewel andere, minder ingrijpende maatregelen dan een verbod op slachten zonder voorafgaande bedwelming de negatieve impact van de slachtmethode op het dierenwelzijn enigszins zouden kunnen beperken, kunnen dergelijke maatregelen niet verhinderen dat een zeer belangrijke aantasting van het dierenwelzijn zou blijven bestaan. De afstand tussen het stoppen van vermijdbaar dierenleed enerzijds, en slachten zonder voorafgaande bedwelming anderzijds, blijft dan ook zeer groot, zelfs als minder ingrijpende maatregelen om de aantasting van het dierenwelzijn zo veel mogelij kte beperken zouden worden genomen.

Dat neemt echter niet weg dat gestreefd wordt naar een evenwicht tussen de bescherming van het dierenwelzijn en de vrijheid van godsdienst.
Zowel de joodse als de islamitische ritus vereisen een maximale uitbloeding van
het dier. Wetenschappelijk onderzoek heeft aangetoond dat de vrees dat bedwelming een negatieve invloed zou hebben op de uitbloeding, ongegrond is.

Daarnaast vereisen beide riten dat het dier ongeschonden en gezond is op het moment van het slachten en dat het sterft ten gevolge van het bloedverlies. Zoals werd uiteengezet (…) is elektronarcose een omkeerbare of reversibele
(niet-lethale) bedwelming, waarbij het dier, als het niet gekeeld wordt, na korte tijd opnieuw bij bewustzijn zal komen en geen negatieve effecten van de bedwelming zal ondervinden. Wordt het dier onmiddellijk na de bedwelming gekeeld, dan zal het overlijden louter als gevolg van het bloedverlies. Daarmee rekening houdend, kan de conclusie in het rapport van de heer Vanthemsche bijgetreden worden. Die conclusie luidt dat de toepassing van omkeerbare, niet-lethale verdoving bij de praktijk van ritueel slachten, een proportionele maatregel is die de geest van ritueel slachten in het kader van de vrijheid van godsdienst respecteert en maximaal rekening houdt met het welzijn van de betrokken dieren. Een verplicht gebruik van elektronarcose voor slachtingen volgens speciale methoden die vereist zijn voor religieuze riten, doet dan ook op zijn minst niet op onevenredige wijze afbreuk aan de vrijheid van godsdienst.’ [19]

Als gevolg hiervan is alleen omkeerbare, niet-dodelijke bedwelming toegestaan. Het decreet voegt artikel 45ter toe aan de Dierenwelzijnswet, dat als volgt luidt:

‘In afwijking van artikel 15 mag de bedwelming bij runderen die geslacht worden volgens speciale methoden die vereist zijn voor religieuze riten, tijdelijk onmiddellijk na het kelen plaatsvinden, en dit tot op de datum dat de Vlaamse Regering bepaalt dat omkeerbare bedwelming voor deze diersoorten praktisch toepasbaar is.’

Aangezien elektronarcose nog niet verfijnd was voor runderen, werd post-cut bedwelming toegepast. Hierbij wordt direct na de keelsnede een penschiettoestel gebruikt, wat het bewustzijnsverlies bij dieren aanzienlijk versnelt en zo hun welzijn verbetert. Naarmate de techniek zich ontwikkelde en praktisch toepasbaar werd voor kalveren, werd vanaf 1 januari 2020 elektronarcose verplicht gesteld voor het bedwelmen van kalveren vóór de slacht.

Procedures bij het Belgisch Grondwettelijk Hof en het Europese rechtssysteem

Na het Vlaamse verbod op onverdoofd slachten werden vijf verzoeken tot nietigverklaring ingediend bij het Grondwettelijk Hof. Dit leidde tot drie prejudiciële vragen aan het Europees Hof van Justitie (zaak C-336/18) over de verenigbaarheid van het verbod met Europese wetgeving. [20] De vragen onderzochten of Vlaanderen wettelijk kon afwijken van de Europese Slachtverordening, of het verbod de godsdienstvrijheid schond zoals vastgelegd in het EU-Handvest van de grondrechten, en of het andere principes in het Handvest, zoals gelijkheid en non-discriminatie, overtrad.

In zijn prejudiciële uitspraak erkende het Europees Hof van Justitie de noodzaak van het Vlaamse verbod voor het verbeteren van dierenwelzijn. [21] Het oordeelde dat de inperking van godsdienstvrijheid evenredig was aan dit doel. Bovendien concludeerde het Hof dat Europese wetgeving lidstaten niet verbiedt om wetgeving in te voeren die omkeerbare verdovingsprocedures vereist bij religieuze slacht, zolang deze niet resulteren in de dood van het dier.

Het Belgische Grondwettelijk Hof bevestigde vervolgens deze uitspraak, waarbij het belang van dierenwelzijn werd benadrukt met respect voor religieuze vrijheden: [22]

Volgens de verzoekende partijen beantwoorden rituele slachtingen aan specifieke religieuze voorschriften die in wezen vereisen dat joodse en islamitische gelovigen alleen vlees nuttigen van dieren die zonder voorafgaande bedwelming zijn geslacht, om te verzekeren dat de dieren niet worden onderworpen aan enig procedé dat al vóór het slachten een beschadiging teweeg kan brengen of de dood tot gevolg kan hebben en dat die dieren leegbloeden. Hoewel, zoals onder meer blijkt uit de procedurestukken, zowel binnen de joodse als binnen de islamitische religieuze gemeenschappen verschillende opvattingen bestaan over het ritueel slachten, is bedwelmd slachten tenminste volgens een deel van die gemeenschappen niet toegestaan (…).

De bevordering, bij het slachten, van de bescherming en de eerbiediging van het welzijn van dieren als wezens met gevoel kan worden beschouwd als een morele waarde die wordt gedeeld door talrijke personen in het Vlaamse Gewest. Bijgevolg valt het doel dat erin bestaat bij het slachten elk te voorkomen lijden van voor consumptie bestemde dieren te vermijden, onder, enerzijds, de bescherming van de moraal en, anderzijds, de bescherming vande rechten en vrijheden van personen die in hun levensopvatting gehecht zijn aan het welzijn van dieren (…).

De bescherming van het dierenwelzijn is een ethische waarde waaraan steeds meer belang wordt gehecht in de Belgische samenleving, evenals in andere hedendaagse democratische samenlevingen. Met die maatschappelijke ontwikkelingen dient rekening te worden gehouden bij het in aanmerking nemen van dierenwelzijn als rechtvaardiging voor de beperking van rechten en vrijheden (…) en met name voor de beperking van de veruitwendiging van de belijdenis van de godsdienstige overtuiging (…).

Het decreet van 7 juli 2017 verbiedt niet de rituele slachting als dusdanig, maar raakt niettemin aan de specifieke rituele daad van het slachten, door te vereisen dat die rituele handeling pas wordt gesteld nadat het dier op omkeerbare wijze is bedwelmd. Aldus wordt de vrijheid van gedachte, geweten en godsdienst slechts beperkt in de mate waarin die rituele daad verband houdt met de door het bestreden decreet nagestreefde doelstelling van bescherming van het dierenwelzijn (…).

(…) Zoals is vermeld (…) verbiedt het decreet van 7 juli 2017 niet de rituele slachting als dusdanig* [23], maar heeft het slechts gevolgen voor één aspect van de specifieke rituele daad van het slachten, namelijk het aspect dat betrekking heeft op de wijze waarop het dier wordt gedood en dat verband houdt met de bescherming van het dierenwelzijn. Het decreet raakt niet aan de andere aspecten van de ritus van het slachten, die door de slachters kan worden uitgevoerd overeenkomstig de voorschriften van de joodse en de islamitische godsdienst (…).

Om zoveel als mogelijk tegemoet te komen aan de bekommernissen van de betrokken religieuze gemeenschappen bepaalt artikel 3, § 2, van het decreet van 7 juli 2017 dat de bedwelming omkeerbaar is en niet tot de dood van het dier mag leiden, indien het doden het voorwerp uitmaakt van bijzondere slachtmethodes, voorgeschreven door de ritus van een eredienst (…).

Uit de parlementaire voorbereiding blijkt dat de decreetgever van oordeel is geweest dat die bepaling tegemoetkomt aan de bekommernissen van de religieuze gemeenschappen, doordat bij het toepassen van de techniek van de omkeerbare verdoving de religieuze voorschriften dat het dier niet gestorven zou mogen zijn op het ogenblik van het slachten ervan en dat het dier volledig zou dienen uit te bloeden, worden geëerbiedigd (…).

Aangezien die bepaling louter de mogelijkheid biedt om gebruik te maken van de techniek van de omkeerbare bedwelming bij het slachten van dieren in het kader van een religieuze rite, kan ze niet in die zin worden geïnterpreteerd dat ze zou definiëren wat de speciale slachtmethoden moeten zijn die vereist zijn voor religieuze riten. Een dergelijke interpretatie zou niet verzoenbaar zijn met de plicht tot neutraliteit en onpartijdigheid van de decreetgever ten aanzien van de legitimiteit van de religieuze overtuigingen of de manier waarop ze tot uiting worden gebracht. Het bestaan van verschillende stromingen binnen de joodse en islamitische geloofsgemeenschap over de na te leven religieuze voorschriften bij ritueel slachten heeft geen invloed op die vaststelling. Artikel 15, § 2, van de wet van 14 augustus 1986, zoals vervangen bij artikel 3 van het bestreden decreet, dient aldus in die zin te worden begrepen dat het voorziet, als tegemoetkoming aan de joodse en islamitische gelovigen, in een alternatieve verdovingsmethode, zonder zich op enigerwijze uit te spreken over de inhoud en de strekking van religieuze voorschriften bij het slachten van dieren (…).

Hoewel volgens de verzoekende partijen die alternatieve verdovingsmethode niet beantwoordt aan de religieuze voorschriften van de joodse en islamitische geloofsgemeenschappen of van minstens een deel ervan, een opvatting waarvan het Hof de juistheid niet vermag te onderzoeken, kan die tegemoetkoming wel in aanmerking worden genomen bij de beoordeling van de evenredigheid van de beperking op de vrijheid van gedachte, geweten en godsdienst (…).

Uit het voorgaande volgt dat de beperkingen die het bestreden decreet stelt aan de vrijheid van gedachte, geweten en godsdienst door een voorafgaande bedwelming toe te laten die omkeerbaar is en niet tot de dood van het dier kan leiden, indien het doden het voorwerp uitmaakt van bijzondere slachtmethodes voorgeschreven door de ritus van een eredienst, beantwoorden aan een dwingende maatschappelijke behoefte en evenredig zijn met de nagestreefde wettige doelstelling om het dierenwelzijn te bevorderen. Het bestreden decreet houdt bijgevolg geen onverantwoorde beperking van de vrijheid van gedachte, geweten en godsdienst in (…).’

Elf beroepen werden ingediend bij het Europees Hof voor de Rechten van de Mens om het Vlaamse verbod op onverdoofd slachten aan te vechten. [24] De eisers beweerden dat het verbod de godsdienstvrijheid schond, beschermd door artikel 9 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. [25] Het Hof handhaafde echter het verbod en oordeelde dat er geen sprake was van schending van het Verdrag.

Volgens Belgische en Europese rechtbanken is een verbod op onverdoofd slachten wettelijk toegestaan, zelfs als religie vereist dat het dier zonder voorafgaande verdoving wordt geslacht. Verschillende factoren hebben bijgedragen aan de wettigheid van het Vlaamse verbod:

– Een zorgvuldig proces werd gevolgd, waarbij Piet Vanthemsche, een gerespecteerde figuur in de landbouw- en voedselsector, als onafhankelijke bemiddelaar werd aangesteld door de Vlaamse Minister van Dierenwelzijn, Ben Weyts. Piet Vanthemsche leidde een dialoog over dierenwelzijn bij religieuze slacht en de overgang naar een verbod op onverdoofd slachten. Zijn rapport was gebaseerd op gesprekken met belanghebbenden, bezoeken aan slachthuizen en enquêteresultaten van de Federatie van het Belgische Vlees (FEBEV). [26]
– Het rapport belichtte twee cruciale aspecten van de Vlaamse wetgeving:
– Het gebruik van een omkeerbare verdovingsmethode (elektronarcose), waarbij het dier sterft door de keelsnede en niet door de verdoving. Dit komt tegemoet aan religieuze overtuigingen dat het dier intact en gezond moet zijn op het moment van de dood.
– De wetgeving beïnvloedt alleen de verdovingsmethode, terwijl andere aspecten van het religieuze ritueel, zoals de positionering van het dier, gebed, of het verbergen van het mes uit het zicht van het dier, onaangetast blijven.

2. Versterking van regelgeving voor thuisslachten: vereiste voor verdovingsapparatuur en bekwaamheidscertificering

De Vlaamse Codex Dierenwelzijn bepaalt dat alleen gecertificeerde personen met verdovingsapparatuur legaal thuis grotere dieren zoals schapen, geiten en varkens mogen slachten. Artikel 39, §3 van de Vlaamse Codex Dierenwelzijn voorziet:

“Het doden en slachten van schapen, geiten en varkens voor particulier huishoudelijk verbruik buiten een erkend slachthuis of een op grond van paragraaf 2 erkende inrichting is verboden.

Het eerste lid is niet van toepassing op:

1° landbouwers (…);

2° personen die in het bezit zijn van een getuigschrift van vakbekwaamheid afgeleverd door het departement én over een verdovingsinstrument beschikken. Het getuigschrift van vakbekwaamheid wordt verkregen door een opleiding over het slachten of doden van dieren te volgen en door te slagen voor een onafhankelijk examen. De opleiding wordt verzorgd door een opleidingsinstituut of een andere persoon die aantoonbare expertise heeft in het domein van dierenwelzijn bij het slachten en doden, op basis van een cursus die het departement heeft goedgekeurd. De Vlaamse Regering kan de nadere regels hiervan bepalen.”

Dit artikel treedt in werking bij de invoering van het decreet. Personen die vallen onder de uitzondering van artikel 39, §3, tweede lid, 2°, hebben tot 1 januari 2026 de tijd om het vereiste getuigschrift van vakbekwaamheid te behalen, zoals bepaald in artikel 86,6°.

De toelichting bij de Vlaamse Codex Dierenwelzijn geeft meer inzicht in de motivatie achter de regulering van thuisslacht [27]:

“Paragraaf 3 voert een verbod in op zogenaamde thuisslachtingen van grotere landbouwhuisdieren.

Het verbod is niet van toepassing op landbouwers en evenmin op personen die in het bezit zijn van een getuigschrift van vakbekwaamheid afgeleverd door het Departement én over een verdovingsinstrument beschikken.

Dieren die bestemd zijn voor de slacht moet zoveel mogelijk pijn, lijden en stress bespaard worden. Ze moeten op een diervriendelijke manier behandeld worden en moeten voor de slacht verdoofd worden volgens een methode die toegelaten is volgens de Europese wetgeving. Dit kan door gebruik te maken van een penschiettoestel of een elektrisch bedwelmingstoestel. Het correct hanteren van deze toestellen vergt de nodige kennis en vaardigheid. Voor de voedselveiligheid moet ook de hygiëne verzekerd kunnen worden. Een slachting gaat daarenboven ook gepaard met een grote hoeveelheid bloed en ander dierlijk afval dat op de juiste manier verwijderd moet worden. Dit alles maakt dat het nagenoeg onmogelijk is om een slachting door particulieren thuis correct uit te voeren volgens alle wettelijke voorwaarden en dit zonder een voorafgaande kwalitatieve opleiding over het slachten of doden van dieren te hebben gevolgd. Slachtingen door particulieren worden daarom in de regel uitgevoerd in een erkend slachthuis of op een erkende tijdelijke slachtplaats.

Het verbod is zoals gezegd van toepassing op de grotere landbouwhuisdieren, met name op schapen, geiten en varkens, en dus niet op het slachten van pluimvee, konijnen en hazen. Runderen en paarden maken eveneens geen deel uit van het verbod, gezien de wet van 5 september 1952 ‘betreffende de vleeskeuring en de vleeshandel’ het thuisslachten van deze dieren reeds verbiedt. Bij pluimvee, konijnen en hazen gaat het om kleinere dieren, waar verwacht wordt dat het slachten en doden minder complex is dan bij grote dieren. Grote dieren zijn moeilijker te hanteren met als gevolg dat er een groter risico op dierenwelzijnsschendingen zijn.”

De toelichting onderstreept het belang van het toepassen van correcte verdovingstechnieken en strikte hygiëne- en voedselveiligheidsnormen om dierenleed te minimaliseren. Daarnaast erkent het de uitdagingen en risico’s bij het slachten van grotere dieren, wat specifieke vaardigheden en kennis vereist.

Deze nieuwe regelgeving markeert een significante overgang van ongereguleerde thuisslacht naar een gereguleerde benadering. Het doel is duidelijk: het waarborgen van dierenwelzijn bij het thuisslachten van geiten, schapen en varkens in Vlaanderen.[28]

[1] Dit cijfer vertegenwoordigt 16% van het rundvee. Volgens Statbel, het Vlaams Bureau voor de Statistiek, werden er in Vlaanderen in 2023 570.878 koeien, ossen en stieren geslacht.
[2] In 2023 werden er in Vlaanderen 313.277 kalveren geslacht, waarvan deze statistiek 13% betreft.
[3] Van de 34.527 schapen en lammeren die in 2023 in Vlaanderen werden geslacht volgens Statbel, heeft dit cijfer betrekking op 92%.
[4] Statbel rapporteert dat er in 2023 in Vlaanderen 33.001 geiten werden geslacht. Dit aantal vertegenwoordigt 99,9% van de geiten.
[5] Een deel van de kalveren en volwassen runderen die volgens islamitische riten werden geslacht, vormt een uitzondering op deze statistieken. Specifiek werd 4,5% van de kalveren en 5,6% van het rundvee met bedwelmingsmethoden geslacht.
[6] Het Belgisch Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen en P. Vanthemsche (2017) leverden de informatie over het aantal grote landbouwhuisdieren dat zonder bedwelming in Vlaanderen werd geslacht. Het rapport draagt de titel ‘Rapport over de dialoog met de geloofsgemeenschappen met het oog op een significante verbetering van het dierenwelzijn bij de praktijk van religieus slachtingen en de overgang naar een algemeen verbod op onbedwelmd slachten’.
[7] Het Vlaamse verbod op onverdoofd slachten trad op deze datum in werking.
[8] Een penschiettoestel veroorzaakt onmiddellijk bewustzijnsverlies en bedwelming, maar leidt ook tot weefselschade aan de hersenen. Deze methode strookt niet met religieuze vereisten voor aanvaardbare verdovingsmethoden, die voorschrijven dat het dier op het moment van slachten vrij moet zijn van verwondingen.
[9] Op 26 april 2019 werd het Vlaams Regeringsbesluit betreffende het slachten van kalveren uitgevaardigd.
[10] Lies Adriaenssen van Dirco, het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen, verstrekte deze informatie via een e-mail op 26 maart 2024.
[11] De thuisslachting van grote dieren wordt geregeld door Artikel 2 van de Wet van 5 september 1952 betreffende de vleeskeuring en de vleeshandel. Particulieren mogen varkens, schapen en geiten thuis slachten, mits het vlees voor eigen huishoudelijk verbruik is bestemd.
[12] Artikel 39 van de Vlaamse Codex Dierenwelzijn.
[13] Het voorstel voor een Decreet tot wijziging van de Wet van 14 augustus 1986 betreffende de bescherming en het welzijn der dieren, met betrekking tot de toegelaten methodes voor het slachten van dieren (1213 (2016-2017, 1, 10).
[14] Ibid. P. Vanthemsche Rapport (n 6) 20.
[15] De Vlaamse Minister van Dierenwelzijn, Ben Weyts, stelde Piet Vanthemsche aan als onafhankelijk bemiddelaar voor de dialoog over het verbeteren van dierenwelzijn bij religieuze slacht en de overgang naar een Vlaams verbod op onverdoofd slachten. Piet Vanthemsche, een gerespecteerd figuur in de Belgische landbouw- en voedingssector, baseerde zijn rapport op gesprekken met belanghebbenden, bezoeken aan negen slachthuizen die onverdoofd slachten uitvoeren, en enquêteresultaten over religieuze slacht van de Federatie van het Belgische Vlees (FEBEV) en het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen.
[16] Ibid. P. Vanthemsche Rapport, 21-22.
[17] Ibid. P. Vanthemsche Rapport, 21-22.
[18] Ibid. P. Vanthemsche Rapport, 27-28.
[19] Toelichting (Parl. St., Vlaams Parlement, 2016-2017, 1213/1, 15-16).
[20] De eerste twee vragen betreffen de verenigbaarheid van het Vlaamse verbod op onverdoofd slachten met EU-Verordening nr. 1099/2009 van de Raad van 24 september 2009 inzake de bescherming van dieren bij het doden. De derde vraag onderzoekt of deze verordening de artikelen 20, 21 en 22 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie schendt door slechts een voorwaardelijke uitzondering te voorzien op de verplichting om dieren te verdoven voor het slachten volgens speciale methoden vereist voor religieuze riten.
[21] Het arrest van het HvJ-EU van 17 december 2020 (punt 72-73) stelt dat er wetenschappelijke consensus bestaat dat voorafgaande verdoving het lijden van dieren bij het doden het meest effectief vermindert. Hierop baseerde de Vlaamse wetgever de noodzaak om voorafgaande verdoving op te leggen, zelfs bij slacht volgens religieuze voorschriften, om het dierenwelzijn te verbeteren.
[22] Belgisch Grondwettelijk Hof, 30 september 2021 (117/2021) B.18.2, B.19.3., B.20.2., B.22.2., B.38.3., B.22.3 ,B.31.1., tweede alinea, B.31.4, B.22.4 en B.24.
[23] Een tussenkomende partij in de EHRM-procedure betoogde dat de betwiste maatregel uitsluitend bedoeld is om onnodig lijden te verbieden en het dierenwelzijn te waarborgen, wat een gerechtvaardigd doel is. De partij stelde dat de maatregel niet bedoeld is om te discrimineren tegen enige gemeenschap op basis van religieuze praktijken (EHRM, Zaak Executief van de Moslims van België en anderen t. België, 13 februari 2024, 81).
[24] De verzoekers presenteren zich als vertegenwoordigende organisaties van de moslimgemeenschappen in België, evenals nationale en provinciale religieuze autoriteiten van de Turkse en Marokkaanse moslimgemeenschappen in België.
[25] EHRM-arrest (n 23).
[26] Ibid. P. Vanthemsche (n 6).
[27] Vlaamse Codex Dierenwelzijn, Toelichting.
[28] Deze verplichting gold niet voor de 69 herten die in 2023 thuis werden geslacht. Lies Adriaenssen van Dirco, het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen, verstrekte deze informatie via een e-mail op 26 maart 2024.